352 8 November 1913. B. „Voor het geval overeenkomstig punt .-1 zal „zijn besloten, te bepalen le. „ten aanzien van de inkoopsommen: „dat verhaal tot de bij de wet gestelde „grenZPn zal plaats hebben van de bijdragen, „ingevolge de pensioenwet voor de gemeente ambtenaren 1913 door de gemeente met 1 „October 1913 of later verschuldigd voor „den inkoop: 2e. „ten aanzien van de bijdragen voor eigen „pensioen „dat jaarlijks zal worden gevorderd: a. „van in haar dienst doorgebrachte jaren „van het vóór 1 October 1913 ver trokken personeel; b. „van het op 1 Mei 1913 in haar dienst „zijnde personeel, dat na 1 October 1913 „in dienst van eene andere gemeente „(of van Rijk en Provincie) mocht over gaan; echter voor zooveel betreft het „personeel, dat deelgerechtigd was in „het gemeentelijk pensioenfonds, alleen „voor den diensttijd tusschen 1 October „1913 en het tijdstip van overgang; c. „van diensttijd, na 1 October 1913, als „tijdelijk gemeente-ambtenaar, wanneer „die tijd door de gemeente voor pensioen „moet worden ingekocht. a. „van de ambtenaren, die geen recht „hebben op pensioen uit het gemeen telijk pensioenfonds, omdat zij daarin „niet hebben deelgenomen, 3 ten hon- „derd van het resteerende der pensioens- grondslagen of het gezamenlijk bedrag „der pensioensgrondslagen (bij het be-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1913 | | pagina 352