36b 8 November 1913.
in, dit amendement nader toe te lichten. Spreker
begrijpt heel goed dat de raad, waar hij eenmaal
iets uit de zakken der werklieden heeft genomen,
thans niet van plan zal zijn, hun iets meer te geven.
De heer VAN HULTEN vraagt op welke wijze de
bond van gemeente-werklieden thans eene beschikking
op zijn adres krijgt.
De voorzitter zegt, dat dit blijkt uit de aan
neming van het voorstel.
De heer VAN HULTEN zou wenschen, dat men
een behoorlijk antwoord geeft. Elk burger heeft
het recht van petitie en kan dus aanspraak maken
op een behoorlijk antwoord.
De heer MERCKELBACH VAN ENKHUIZEN
moet opkomen tegen de bewering van den heer
Stulemeijer dat men den werklieden iets wil af
nemen, wat hun in 1904 als een recht werd toe
gekend. Dit zou het geval zijn, als de raad een
eenmaal gegeven recht ging terugnemen. Maar de
voorgestelde korting zal niet van toepassing zijn op
de reeds in dienst zijnde werklieden, doch alleen op
hen, die nog komen moeten. Zij kennen dus de
arbeidsvoorwaarden, waaronder zij worden aange
nomen. Het krenkt spreker, dat de heer Stule
meijer aldus den raad beschuldigt van verkorting
van rechten.
De heer STULEMEIJER handhaaft zijne opinie,
dat men in 't algemeen den werklieden iets afneemt,
wat zij tot dusver hadden.
De voorzitter wijst er nog op, dat tot dusver
voor de werklieden geen weduwen- en weezenpensioen