368
8 November 1913.
<Q. Nader voorstel van burgemeester en wethou
ders in zake de levering van gas aan de gemeente
Princenhage, luidende als volgt
„Bij Uw besluit van 17 Mei j.l. werden, naar
„aanleiding van een ingekomen verzoek van het ge
meentebestuur van Princenhage, de voorwaarden
„vastgesteld, waaronder Breda bereid is aan die ge
meente gas te leveren.
„Zooals uit het hierbij overgelegd schrijven blijkt,
„is die gemeente bereid het gas van Breda te be
trekken, doch bestaat tegen enkele van de gestelde
„voorwaarden overwegend bezwaar.
„Deze bezwaren gelden in hoofdzaak den duur
„der overeenkomst en den te betalen minimum-prijs.
„Nu de gemeente Princenhage bereid is, bij eene
„eventueele opzegging der overeenkomst binnen tien
„jaren, de kosten te vergoeden van een klein ge
deelte leiding, die Breda ten behoeve dezer aan
fluiting op haar eigen grondgebied zal moeten
„leggen, bestaat er bij ons geen bezwaar om de
„voorwaarden te wijzigen in den zin, zooals door
„Princenhage is voorgesteld.
„In afwijking met het advies van den directeur
„der openbare werken en bedrijven bestaat er bij
„ons ook geen bezwaar, om den minimum-prijs van
„6 cent, zooals die in de ontwerp-voorwaarden is
„uitgedrukt, te laten vallen, doch het gas te leveren
„tegen den prijs, waarvoor lichtgas aan de inge
zetenen van Breda over den gewonen meter wordt
„en zal worden verkocht.
„De onderstreepte woorden dienen in de voor
maarden behouden te blijven, om misverstand te
„voorkomen met betrekking tot de levering van gas
over den muntmeter.
„Het is niet te verwachten, in verband met den