25 Januari 1913. worden aangewend ter verkrbging eener doorvaart- wijdte, welke aan de tegenwoordige eischen van de scheepvaart beantwoordt. De voorzitter antwoordt hierop, dat de kamer van koophandel en fabrieken alleen gesteund heeft een adres van burgemeester en wethouders aan den Minister over deze aangelegenheid. Op dit adres hebben burgemeester en wethouders een afwijzende beschikking ontvangen. Nadien is nog een schrijven aan den Minister gezonden, waarop echter nog geen antwoord is ingekomen en vermoedelijk wel niet zal inkomen. Spreker meent echter, dat men deze kwestie eenige jaren geleden op den voorgrond had moeten stellen, toen de gemeente de f 100000, subsidie heeft toegekend. De heer SASSEN zegt, dat deze zaak in den raad is behandeld in de jaren 1890 en 1891. Toen had men lang niet zulke groote schepen voor de binnenvaart als thans. Eene sluis van 71/, M. werd toen voldoende geacht. Tegenwoordig heeft men schepen van 1000 a 1200 ton. Waar de beslissing reeds in 1891 is gevallen en de toestand sindsdien aanmerkelijk gewijzigd is, vraagt spreker of nu nog niet opnieuw pogingen kunnen worden aangewend, ten einde eene breedere sluis te verkrijgen. De voorzitter wijst er nog op, dat het adres ook gezonden is aan gedeputeerde staten en de algemeene suikermaatschappij om adhaesie-betuiging. Spreker verwacht dus geen betere resultaten. Het kanaal wordt beschouwd als een zijtak van de Zuid-Willemsvaart, welke zelf echter een verouderd kanaal is. De heer VAN HULTEN zegt, dat de gemeente

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1913 | | pagina 37