„weging, dat het ons wil voorkomen, dat het bestuur „der school voldoende middelen tot instandhouding „ter beschikking zullen staan indien uit de provin ciale middelen een jaarlijksch subsidie wordt toe gestaan als naar onze meening op den weg der „Provincie ligt en met het voorbeeld van subsi- „dieering der landbouwhuishoudschool te IJ erop voor „oogen, terecht verwacht mag worden. „Uit het nader gezonden adres met bijlagen van „voormeld bestuur blijkt, dat er gegrond uitzicht „bestaat op meerderen steun van de zijde van het „Provinciaal bestuur, doch tevens, dat eene der voor gaarden waaronder het gemeentelijk subsidie is „verleend een beletsel vormt door toekenning van „meerderen steun door de Provincie. „De bedoelde voorwaarde, vastgesteld bij raads besluit van 26 Mei 1911, luidt aldus: „„dat leerlingen, die zelf of wier ouders, voogden „„of verzorgers in andere gemeenten woonplaats „„hebben, alleen zullen worden toegelaten tegen „„betaling van het hoogste schoolgeld en slechts „„voorzoover de ingebruik zijnde ruimte en de aan- „„wezige onderwijskrachten zulks veroorloven, met „„dien verstande, dat aan leerlingen, wettige woon- „plaats hebbende in de gemeente Breda, steeds „„den voorrang zal worden gegeven." „De bedoeling dier voorwaarde behoeven wij niet „uiteen te zetten, omdat die voor de hand ligt. „Nu die voorwaarde een beletsel voor toekenning „van meerderen steun uit de provinciale middelen „vormt, achten wij de handhaving daarvan niet langer „noodzakelijk vooral niet, omdat het bestuur der „school zelf tegen intrekking geen bezwaar heeft. „Geenzins onredelijk en hoogst gewenscht lijkt het „ons intusschen om het laatste gedeelte der voor- 5 December 1913. 383

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1913 | | pagina 383