5 December 1913.
387
de bedoeling van burgemeester en wethouders is,
om thans niet tot verhooging van subsidie over te
gaan, ofschoon zij de school een goed hart toedragen.
Eerst moet getracht worden eene hoogere bijdrage
van de provincie te verkrijgen. Dit is wel tusschen
de regels door te lezen.
Nu de zaak hier echter ter sprake is gekomen,
herinnert spreker eraan, dat aanvankelijk als bezwaar
tegen de toekenning van subsidie gold, dat de school
uitsluitend werd bezocht door meisjes uit de gegoede
klasse. Waar echter blijkt, dat dit bezwaar thans
opgeheven is, zou spreker het betreuren, dat het
voortbestaan der school in de waagschaal werd
gesteld en dat aan de dames, die reeds met zooveel
succes zijn werkzaam geweest, de middelen werden
onthouden, om op den ingeslagen weg voort te gaan.
In dit geval moet men dus den loyalen weg be
wandelen en aan de school geven wat ze noodig heeft.
Als men nagaat, wat er reeds gedaan wordt voor
het vakonderwijs voor jongens, dan mag voor deze
inrichting, die eene vakschool voor meisjes is, ook
wel wat meer gedaan worden. Wat de provinciale
subsidie betreft, meent spreker, dat dit met ver
trouwen aan het oordeel der Staten kan worden
overgelaten en dat zij de noodzakelijkheid daarvan
wel zullen inzien, vooral als zij kennis genomen
hebben van de cijfers van het aantal leerlingen, die
kosteloos onderricht ontvangen. Spreker ondersteunt
derhalve het voorstel van de heer Stulemeijer. Eene
subsidie van f 1000,is niet te veel en volstrekt
geene luxe-uitgaaf.
De heer LOOMANS kan zich eveneens bijzonder
goed vereenigen met het voorstel om f 1000,
subsidie te geven, naar al hetgeen spreker reeds