5 December 1913.
389
die richting moest worden gewerkt. Eene inrichting
als deze bestaat er in heel Noordbrabant of Limburg
niet. Zij is nog een unicum in 't zuiden. Dat is wel
licht de reden, waarom de provincie tot dusver slechts
een gering subsidie gaf, doch de billijkheid vordert,
dat die subsidie aanmerkelijk verhoogd wordt.
De heer VAN HULTEN kan de door den heer
Bloemarts aangeduide taktiek niet aanvaarden. Als
de gemeente weigert, omdat de provincie weigert,
blijft men in een cirkeltje rondloopen en wordt ten
slotte de school er de dupe van. Van de provincie
is geen groote medewerking te wachten. De leden
der Staten zijn voor het grootste gedeelte bewoners
van het platteland, die van het nut eener huishoud
school nog niet genoegzaam doordrongen zijn.
De voorzitter zegt, dat de groote fout hierin
bestaat, dat de provincie geen onderscheid maakt
tusschen eene huishoudschool als deze en een ge
wonen cursus. Uit het overgelegd schrijven van
gedeputeerde staten blijkt echter, dat dit college
wel iets meer voelt voor de inrichting. Daarom
hebben burgemeester en wethouders voorgesteld, de
bezwarende voorwaarde, welke eene verhooging van
de provinciale subsidie in den weg stond, op te heffen.
De heer BLOEMARTS betoogt nader, dat hij
enkel het voorstel van burgemeester en wethouders
in bescherming heeft willen nemen, voor zoover zij
meenden, dat dit zou kunnen strekken tot het be
komen eener hoogere bijdrage van de provincie.
Nu dit echter geen effect meer kan sorteeren en
omdat de heer Stulemeijer de zaak aan het rollen
heeft gebracht, is spreker van meening, dat aan de