390
5 December 1913.
school dient gegeven te worden, wat gebleken is
noodig te zijn.
De heer VAN HULTEN zegt, dat hij alleen eene
verhooging van f 250,heeft voorgesteld, wijl hij
meende, dat de raad eene verhooging van f 500,
niet zou toestaan. Nu hem echter blijkt, dat hier
voor geen vrees behoeft te bestaan, trekt hij zijn
voorstel in.
De heer SASSEN legt er den nadruk op, dat hij
de school een goed hart toedraagt, 't Gaat hier
echter niet om het bedrag van de subsidie, maar
om het principe. Zoolang de provincie niet meer
doet, is het voor de gemeente niet te verantwoorden.
Burgemeester en wethouders hebben daarom gemeend
eene afwachtende houding te moeten aannemen,
't Raakt hier zeer bijzondere omstandigheden. Spreker
gelooft dan ook, dat de provinciale subsidie wel
verhoogd zal worden, als de bezwarende voorwaar
den is vervallen.
De heer STULEMEIJER heeft met genoegen ge
hoord, dat de raad unaniem de school een goed
hart toedraagt, vooral omdat het hier geldt een
sociaal belang voor de volksklasse. Er blijft dus
alleen nog een formeel bezwaar. Aanvankelijk vreesde
spreker, dat zijn voorstel, hetwelk een sociaal belang
beoogt, geen meerderheid in dezen raad zou vinden
en herinnerde hij zich de woorden van Dante:
Gij, die hier binnenkomt, laat alle hoop varen."
Met dankbaarheid constateert spreker echter, dat de
raad zijn voorstel gunstig gezind is. Daarom dringt
spreker erop aan, ook het formeel bezwaar te laten
varen. Spreker meent, dat dit voor de provincie