5 December 1913.
399
van den heer Kimmel en van de gebouwen aan de
Bouwerij straat.
Spreker meent, dat de aanvrager, ook zonder in
williging van het verzoek, het achtergedeelte toch
wel zal laten opknappen. Het dagelijksch bestuur
handhaaft derhalve zijn prae-advies. Mocht echter
het voorstel van den heer Bloemarts worden aan
genomen, dan zullen toch nog bepaalde voorwaarden
dienen gesteld te worden.
De heer BLOEMARTS meent er nog op te moeten
wijzen, dat het pand van den heer Schuurman
reeds een uitweg heeft in het Valkenberg, hetgeen
niet het geval is met het aangrenzend pand van
den heer Kimmel. Die heeft zelfs geen raam, dat
uitzicht geeft in het Valkenberg.
Spreker is niet uitgegaan van het standpunt, welk
belang de gemeente er bij heeft, maar alleen, welk
gemeentebelang er zich tegen verzet, om het verzoek
in te willigen. Het ligt ook niet in zijne bedoeling,
om het verzoek onvoorwaardelijk toe te staan, doch
burgemeester en wethouders moeten eischen stellen
in verband met de verfraaiing.
De heer SASSEN wijst erop, dat het bezwaar
niet uitsluitend geldt het verplaatsen van den uitgang,
maar wel de gevolgen, welke daaraan verbonden
zijn. Spreker beschouwt het Valkenberg als een park,
waarin men rustig moet kunnen rondwandelen. Als
het verzoek wordt toegestaan, dan zal men daar
een soort van theetuin krijgen.
De heer STAAL zegt, dat, wanneer men het
Valkenberg als een heiligdom wil beschouwen, ook
het café in het paviljoen dient te verdwijnen.