408 20 December 1913. voldoende, om het bedrijf winstgevend te doen zijn, er behoort ook te bestaan eene koopmanschappelijke bedrijfsleiding. Of dit hier wel voldoende wordt ingezien of be grepen, is spreker zoo vrij te betwijfelen. Waarop deze twijfel is gegrond en waarom spreker hier de vraag stelt, of er wel eene behoorlijke „commercieele bedrijfsleiding" aan de gasfabriek aanwezig is, zal spreker duidelijk maken o. a. bij de bespreking van de wijze, waarop in April 1913 een driejarig kolen- contract tot stand kwam. De gevolgde handelwijze in deze aangelegenheid heeft bij spreker de vraag doen rijzen: Is er wel één man, die bij het gasbedrijf de commercieele leiding in handen heeft. En zoo ja, is dat de direc teur? Of de burgemeester? Of een lid van de gas- commissie In April 1913 dan is een kolencontract voor 3 jaar afgesloten. Spreker vertrouwt, dat men het niet euvel zal duiden, dat nieuwe leden, die eerst met September zitting genomen hebben in den raad, de verantwoor delijkheid voor dit contract niet kunnen aanvaarden en thans hunne meening daarover willen kenbaar maken. Daarom wenscht spreker de vraag te stellen, welke motieven burgemeester en wethouders hebben gehad, om een dergelijk speculatief contract voor drie jaar af te sluiten en waarom geen contract is aangegaan met een vasten basisprijs met wijzigings- prijs, zoogenaamde baisse-clausule. Iedereen weet, dat in April, toen het contract werd afgesloten, de kolen op de hoogste prijzen stonden. Het was toen dus geen gelukkig moment om kolen te koopen. Nu heeft spreker wel gezien, dat er een re-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1913 | | pagina 408