20 December 1913. 413 omdat groote schepen hier niet voor den wal kunnen komen. Het voordeel in de vrachtprijzen bij vervoer per schip is voor Breda dus vrijwel uitgesloten, nog daargelaten de omstandigheid, dat in de schepen dikwijls alle mogelijke afval wordt geladen. De bewering, dat de mijn niet bekend zou zijn, is onjuist. De naam der mijn is hier heel goed be kend. Daar zijn verschillende rapporten van. De soorten van kolen, welke door den directeur werden aanbevolen, waren voor een deel onbekend. Ten slotte ontkent spreker, dat de heer Staal zich met den aankoop zou hebben bemoeid. Eene dergelijke bewering is absoluut onjuist. Alleen is de heer Staal, op sprekers verzoek wijl hij zelf ver hinderd was, eenmaal naar Utrecht geweest, om eene incommercieele kwestie uit den weg te ruimen. Er was van de steenkolenhandelsvereeniging bij den directeur een aanbod ingekomen op 7 Maart. Toen zij op 26 Maart daarvan nog niets vernomen had, vroeg zij nadere inlichtingen en eerst toen bleek, dat de directeur dit aanbod onder zich gehouden had. Burgemeester en wethouders hebben toen, in overleg met de gascommissie, uitstel van beslissing gevraagd en aan de steenkolenhandelsvereeniging toegelicht, dat de schuld niet lag bij burgemeester en wethou ders, maar bij den directeur der gasfabriek. Daarop is een nader aanbod bij het gemeentebestuur inge komen. De heer Staal is een en ander persoonlijk gaan toelichten. Dat is alles, wat de heer Staal ge- gedaan heefthij verdient dus eerder lof dan blaam voor zijne medewerking. Wat betreft het maken van reclame voor gasver bruik, geeft spreker toe, dat dit aanbeveling verdient, maar dan zal eerst de fabriek moeten uitgebreid worden, waarvoor de plannen reeds in bewerking zijn.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1913 | | pagina 413