20 December 1913. 415 contract is afgesloten, zoodat spreker overtuigd is, dat hier goed gehandeld is. De heer STAAL is verwonderd over de woorden van den heer Stulemeijer, die het doet voorkomen alsof Breda een geweldigen strop heeft aan dit contract. Het contract is voor drie jaar aangegaan, omdat men er voordeel in zag. Als die drie jaar geëxpireerd zijn, zal men eerst kunnen nagaan, of de gemeente er schade bij heeft. Het is niet on waarschijnlijk, dat de kolenprijzen met April iets lager zullen zijn dan thans, doch het staat vast, dat de gemeente dit jaar reeds f 16000,heeft geprofiteerd. Als nu de kolen met April f 10, per waggon minder zijn, dan betaalt de gemeente denzelfden prijs en indien ze het daaropvolgend jaar wederom f10,zijn gedaald, dan wordt het verlies nog gedekt door de winst van dit jaar. Spreker kan dus niet inzien, dat de gemeente er een strop aan zal hebben. Dat verschillende kooplieden een dergelijk contract niet zullen afsluiten, ligt alleen hieraan, omdat zij daartoe geene kans krijgen. Wel kan men van andere Duitsche mijnen kolen betrekken, doch men kan voor de gasfabriek niet anders terecht dan bij het syndicaat. Voor een gasfabriek heeft men gaskolen noodig. De heer MERKELBACH VAN ENKHUIZEN zegt, dat hij indertijd, toen deze kwestie in den raad besproken werd, heeft gewezen op het speculatieve van het contract en op het gevaar, dat er bestond, als door eene onvrijwillige storing in het bedrijf, de mijn niet in staat zou zijn om te leveren. Spreker wil daar thans geen grief van maken, omdat er

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1913 | | pagina 415