426 20 December 1913. „gezonden. Het komt mij voor ontoelaatbaar te zijn, „dat advies over adressen of voorstellen jarenlang „uitblijft. En beslist onwettig is het, bepaalde door „den raad aangenomen voorstellen geheel te negeeren. „Dit laatste kan trouwens slechts alleen gebeuren „in een gemeente, waar de meerderheid van den „raad niet voldoende ruggegraat heeft om herhaling „daarvan te voorkomen. Twee voorbeelden hiervan. „Bij de behandeling der begrooting voor 1913 „op 29 November 1912, werd door den heer „Teychiné voorgesteld de salarissen der onderwijzers „te herzien en het maximum van een hulponder wijzer met hoofdakte te brengen op f 1500, „Op blz. 420 der notulen van 1912, lees ik, dat „de voorzitter den heer Teychiné er toe brengt „zijn voorstel te wijzigen in een motie, „dat de „„herziening in den loop van het volgend jaar ter „„hand zal worden genomen." Zonder hoofdelijke „stemming wordt hiertoe besloten. „Er was dus besloten in 1913 de onderwijzers- salarissen te herzien nu in de memorie van toe lichting op de begrooting van 1914, wordt over weging dier salarissen toegezegd. Met andere „woorden zeggen burgemeester en wethoudersgij „raad kunt besluiten wat gij wilt, wij voeren alleen „uit wat wij willen. „Een tweede voorbeeld is het aangenomen voor stel van den heer Merkelbach omtrent de ge- „meentegeneesheeren, schoolartsen en wat daaraan „verder vastzit. Hiertoe is 16 Maart 1912 besloten. „En nu, bijna twee jaar later komt men met de „bewering dat de definitieve voorstellen hebben „moeten wachten op de inwerkingtreding der armen wet. Indien toen het voorstel van burgemeester „en wethouders ware aangenomen, had men dan

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1913 | | pagina 426