428 20 December 1913. „vereenigingen worden terzijde gelegd, terwijl die „vereenigingen, welke de sympathie hebben van het dagelijksch bestuur, direct worden geholpen, dan „komt er wrevel en verzet. Dan komt er drang „naar verandering in het systeem. Dan vraagt men „luidop, ieder het zijne te geven naar de gezonde „democratische begrippen, neergelegd in onze ge meentewet. Dan vraagt men luidop, en men heeft „het recht dat te vragen, dat de gemeente worde „bestuurd volgens de beginselen, die leven in de „meerderheid van het kiezerskorps, blijvende binnen „de lijnen, door de wet getrokken. Dan heeft men „recht te vorderen, dat de meerderheid in den raad „zal beantwoorden aan de meerderheid in de gemeente. „En daar hapert heel wat aan. „Maar juist omdat daar zooveel aan hapert, en „onze tijd nu eenmaal staat in het teeken der be ginselen, nu er gevraagd wordt naar kleur be kennen, nu moet het ook niemand verwonderen, „dat ook eindelijk, eindelijk in Breda daarnaar ge vraagd wordt. Dit maakt echter de heeren onge- „durig. Zij worden daar liefst niet naar gevraagd. „Ik zal de heeren niet de beleediging aandoen van „te veronderstellen, dat zij hier in den raad hunne „beginselen thuis laten, zooals in verkiezingsdagen „wordt beweerd. Maar wel zal ik zeggen, dat, als „de heeren zich verklaren, blijken zal, dat de meer derheid in den raad niet beantwoordt aan de „meerderheid in de gemeente. En dat wil men tot „eiken prijs voorkomen. Daarom vertroebelt men „liever de kwestie en slaat men zijpaden in. „Men heeft er dit op gevonden. Men zegt „Gij Katholieke partij in de gemeente; gij Dagblad- „partij in den raad speciaal gij van Hulten, gij „fanatieke drijver, heethoofd en onruststoker, gij

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1913 | | pagina 428