432
20 December 1913.
Op de eerste plaats de stijging van het begro
tingscijfer. Dat is niet te verwonderen. In elke
gemeente gaan de uitgaven omhoog. Daarbij komt
nog, dat in de begrooting van uitgaven verschillende
posten voorkomen, welke slechts betrekking hebben
op administratieve regelingen, en die men in de
ontvangsten terugvindt, zooals o. a. f 180000,
voor spoedbetalingen, f 300000,voor tijdelijke
belegging van kasgeld enz. Dergelijke posten ver-
hoogen wel het eindcijfer der begrooting, doch hebben
geen invloed op de belastingen. Spreker zal den
heer van Hulten echter dankbaar zijn, als hij hem
een middel aan de hand doet, waardoor de uitgaven
kunnen worden verminderd. Wel wil hij hem er aan
herinneren, dat toen indertijd het sociaal-democratisch
lid v. d. Brtnk voorstellen deed, deze in bijna alle
gevallen door het lid v. Hulten gesteund werden,
gelijk omgekeerd Dr. v. d. Brink de voorstellen van
van Hulten steunde.
Wat betreft de opmerking over het uitblijven van
prae-adviezen, wijst spreker erop, dat burgemeester
en wethouders doen wat mogelijk is, maar niet ge
woon zijn over één nacht ijs te gaan. Dat de
salaris-regeling der onderwijzers niet eerder aan de
orde is gesteld, houdt verband met de inwerking
treding van het toeslagwetje. Bovendien is het nog
slechts eene maand geleden, dat het advies van de
commissie van toezicht op het lager onderwijs is
ingekomen.
Ditzelfde geldt ten opzichte van de regeling der
geneeskundige armenpraktijk. Het reglement voor
het burgerlijk armbestuur is nog geene maand ge
leden goedgekeurd. De positieregeling van de genees
kundigen, die met de armenpraktijk belast zijn, staat
hiermede in nauw verband.