440 20 December 1913. grondgebied, doch in de onmiddellijke omgeving van Breda, gevestigd? Daarom dan ook geloof ik, dat men niet moet afwachten, dat door een betere grensregeling gronden, welke daarvoor in aanmerking kunnen komen, publiekrechtelijk onder de gemeente Breda komen, doch integendeel reeds nu moet ge tracht worden, die gronden in industrie-terrein te herschapen. Hier kan het initiatief het college van burgemeester en wethouders nog een vruchtbaar werk doen verrichten. Ik beveel deze overwegingen in de welwillende aandacht van het college aan. De heer REIGERSMAN wijst erop, dat door den heer Stulemeijer blijkbaar aanstoot is genomen aan hetgeen door spreker in het begin dezes jaars is gezegd als antwoord op de Nieuwjaarsrede van den voorzitter. Spreker wil niet den schijn op zich laden, dat hij anti-katholiek is of dat hij iets tegen den katholieken godsdienst heeft. Dat is onjuist. Spreker acht iederen godsdienst hoog, mits hij niet gebezigd wordt als strijdmiddel, maar alleen strekt tot zielsbevrediging. Spreker heeft indertijd zijne walging te kennen gegeven tegen het onderteekenen eener verklaring, om zoodoende lid van den raad te kunnen worden. Daardoor geeft men zijne zelfstandigheid prijs, men legt zich aan banden, men is een marionet. Spreker wil vrije, zelfstandige mannen en geene, die ge bonden zijn. Hij walgt ervan, dat men den godsdienst op die wijze als strijdmiddel bezigt. De heer MERKELBACH VAN ENKHUIZEN moet zich verzetten tegen de woorden van den heer Reigersman, waar deze minachtend sprak over de raadsleden, die de bekende verklaring van de katholieke kiesvereeniging „Recht en Orde" hebben

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1913 | | pagina 440