20 December 1913. 441 onderteekend. Want in die verklaring staat niets, wat ook maar in het geringste strijdt tegen het belang van Breda, en niets, wat strijdt tegen den plicht, den eed of de eer van een raadslid. De verklaring geeft alleen antwoord op de recht matige vraag van „Recht en Orde", of de aspirant- candidaat, ook in zake gemeente-politiek, zich stelt op katholiek standpunt. Met andere woorden, of hij, ook in het openbare leven, zich zal richten naar hetgeen zijn katholiek geloof hem leert. De heer Reigersman zal dit natuurlijk niet ontkennen, want dan zou hij eene onwaarheid zeggen, en daarom is het spreker onverklaarbaar, dat de heer Reigersman zich heeft willen uiten op de wijze, als hij deed. Spreker ver trouwt hiermede het gevoelen te hebben weergegeven van al zijne katholieke medeleden, die de verklaring van „Recht en Orde" hebben onderteekend. De heer REIGERSMAN zegt, dat men te voldoen heeft aan den eed, die men als raadslid heeft afge legd en dat daaraan geene enkele verbinding mag worden vastgelegd. De heer VAN HULTEN kan zich niet vereenigen met de zienswijze van den heer Reigersman. Er zijn geen vrijere menschen dan de katholieken. Er is geen enkele partij, dan juist de katholieke, waar zooveel vrije kwesties zijn. De heer Reigersman begrijpt niet, wat katholiek is. De verklaring, die de katholieke kiesvereeniging vordert, bindt niet. Zij zegt alleen, wat we zijn, maar niet wat we doen moeten. De heer STULEMEIJER zegt, dat, waar de heer Reigersman gesproken heeft van zielsbevrediging, es»-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1913 | | pagina 441