den en wij meenen zelfs dat onze gemeente tot heden met betrekking hiertoe algemeen een zeer goeden naam heeft. De bruikbaarheid en doeltreffend heid der bestaande bepalingen zijn door de praktijk bevestigd, zoodat eene andere of nieuwe verordening niet kan worden toegezegd. De heer VAN HULTEN heeft pas gelezen, dat in den Haag van de 34 winkeliers er 20 zich verklaard hebben voor vervroegde winkelsluiting. Spreker meent, dat deze ook hier wel instemming zou vinden, als de verplichting maar bestond. De voorzitter zegt, dat de verplichte winkel sluiting een zeer moeilijk vraagstuk is, vooral voor Breda met het oog op de bestaande grensregeling. Spreker meent, dat in dit opzicht wel iets te be reiken is door onderlinge samenwerking De heer VAN IERSEL vraagt, of het niet ge- wenscht ware, dat van gemeentewege een enquête werd ingesteld, om zoodoende het gevoelen der winkeliers te leeren kennen. De voorzitter meent, dat dit juist eene zaak is voor de Hanze. De heer VAN HULTEN zegt, dat de Hanze voor- en tegenstanders heeft, zoodat de eene winkelier zal antwoorden en de ander niet. Zoodoende zou men toch geene betrouwbare gegevens verkrijgen. De voorzitter zegt, dat het, met het oog op de tegenwoordige grensregeling, voor Breda toch niet mogelijk zou zijn, eene verplichte winkelsluiting in te voeren, wanneer ook de aangrenzende gemeen- 20 December 1913. 447

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1913 | | pagina 447