20 December 1913. 467 f 372,51 en in 1913 f 386,56. Ter zake van deze verzekering werd in die jaren niets aan de gemeente uitgekeerd. Aan het personeel zelf wordt niets uit gekeerd. De heer VAN IERSEL zegt, dat hij in een der afdeelingen gesproken heeft over aansluiting bij de Centrale Werkgevers-Risicobank. Nadien heeft spreker nog inlichtingen dienaangaande ingewonnen, waaruit hij moet besluiten, dat aansluiting bij die vereeniging niet gewenscht is. In 1908 en 1909 heeft die ver eeniging gunstig gewerkt, doch later minder goed. Spreker heeft zich echter afgevraagd, of de gemeente voortaan niet zelf het risico zou kunnen dragen. De voorzitter meent, dat indertijd het voorstel is gekomen uit den boezem van den raad. De heer VAN HULTEN acht dezen post niet noodig. Als een politie-agent een ongeval krijgt, zoodat hij geen dienst kan verrichten, wordt het werk door collega s gedaan. De gemeente krijgt de uitkeering en de agent krijgt niets. Spreker vindt het nutteloos de verzekering te laten voortduren en stelt voor haar op te zeggen. De voorzitter zegt, dat het hem thans niet bekend is, voor hoelang de verzekering is aange gaan, zoodat hij niet weet, of de opzegging nu wel kan geschieden. De heer BLOEMARTS erkent, dat het niet prettig is, om premie te betalen, waaraan men oogenschijnlijk niets heeft. Doch het ongeluk kan treffen, en dan zit men voor de kosten. Op het eerste gezicht lijkt de premie hoog, doch bij nader inzien is het toch

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1913 | | pagina 467