486 27 December 1913. „In die gevallen is een put van niet meer dan 1 V2 M:! inhoudsruimte beslist onvoldoende; „zoo'n „put loopt telkens over, hetgeen, vooral in den „zomer, zeer schadelijke gevolgen kan hebben. „Het wil ons voorkomen, dat bij de vaststelling „van gemeld art. 31 ongetwijfeld de bedoeling heeft „voorgezeten, dat de minimum inhoudsruimte van „eiken beerput zou moeten zijn l1/^ Ms per woning. „Het aantal ledigingen per jaar zal dan niet zó „groot zijn, dat de reinigingsdienst en de bewoners „daarvan bijzonderen last ondervinden, terwijl het „herhaaldelijk overloopen van den put zal worden „voorkomen. „In verband hiermede hebben wij de eer U voor „te stellen art. 31 der bouwverordening te wijzigen, „zooals in de bijlage dezes is vermeld. „De bepaling, dat burgemeester en wethouders „van het voorschrift omtrent de inhoudsruimte vrij stelling kunnen verleenen, is noodig voor perceelen, „die slechts weinig open ruimte bezitten. „Zooals uit het hierbijgevoegd schrijven van de „gezondheidscommissie blijkt, kan deze zich met de „voorgestelde wijziging vereenigen, terwijl aan de „opmerking in dat schrijven is tegemoet gekomen." De voorgestelde wijziging is van den volgenden inhoud „lo. De beerputten of verzamelbakken moeten „van geene mindere inhoudsruimte zijn dan van „1,5 M:!. per woning. „Burgemeester en wethouders kunnen van dit „voorschrift vrijstelling verleenen en nadere eischen „stellen. De tweede volzin van het 1ste lid van art. 31 wordt vervangen door de volgende bepalingen:

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1913 | | pagina 486