21 Februari 1913. 51 van de commissie voor de tramzaken, wordt voor gesteld aan adressanten mede te deelen: lo. dat er in beginsel geen bezwaar bestaat, de hierbedoelde concessie te verleenen, mits de lijn worde gebouwd aan den buitenkant der stad en onder nader door den raad te bepalen voorwaardenen 2o. dat die nadere voorwaarden zullen worden vastgesteld, zoodra naar het oordeel van den ge meenteraad voldoende zekerheid bestaat, dat de ontworpen tramlijn tot stand zal komen. Niemand der leden tegen dit voorstel eenige bedenking hebbende, wordt dien overeenkomstig besloten. 12. Prae-advies van burgemeester en wethouders op de adressen van het bestuur der afdeeling Breda van het Nederlandsch R. K. secretariaat van spoor- en tramwegpersoneel „St. Raphael", in zake de belangen van het tramwegpersoneel bij het eindigen der bestaande tramconcessiën, luidende als volgt: „Onder wederaanbieding van de adressen van het „bestuur der afdeeling Breda van het Nederlandsch „R. K. secretariaat van spoor- en tramwegpersoneel „,,St. Raphaël", waarin wordt gevraagd om, in ver- „band met het spoedig afloopen der tramconcessiën, „verleend aan de Ginnekensche tramwegmaatschappij „en de tramwegmaatschappij BredaMastbosch, op „de belangen van het personeel te willen letten, „hebben wij de eer onder Uwe aandacht te brengen, „dat de concessiën der drie tramwegmaatschappijen „voor paardentramlijnen in deze gemeente alle ein digen op 1 Januari 1914 en niet op 1 Juli 1913. „Met de commissie voor de tramzaken, wier advies „door ons is ingewonnen, zijn wij van oordeel, dat

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1913 | | pagina 51