•21 Februari 1913.
55
De voorzitter meent, dat dergelijke verbods
bepaling te ver gaat. Het gaat niet aan, om de
werklieden te verbieden, dat zij tijdens het nuttigen
van hun boterham niet tevens een glaasje bier
zouden mogen drinken.
De heer VAN HULTEN zegt, dat dit geschiedt
onder schafttijd en dus niet tijdens het werk.
De voorzitter betoogt, dat het nuttigen van
den boterham toch geschiedt op het emplacement
van het werk.
De heer VAN HULTEN vindt het in ieder geval
verkeerd, dat op het werk alcoholhoudende dranken
worden gebruikt. Het wordt een soort privilegie
voor de/bierbrouwcra.
De voorzitter meent, dat het niet aangaat,
om iemands persoonlijke vrijheid zoozeer aan banden
te leggen.
De heer STAAL meent, dat er bovendien weinig
aan te doen is, als het frauduleus geschiedt en dit
later ontdekt zou worden.
De heer VAN HULTEN verzoekt aanteekening
in de notulen, dat hij tegen dit voorstel is.
16. Prae-advies van burgemeester en wethouders
op het adres van het hoofdbestuur van den Neder-
landschen bond voor lichamelijke opvoeding, waarbij
eene subsidie wordt gevraagd ten behoeve van de
Zonder verdere bedenking wordt alsnu
besloten op het onderwerpelijke adres af
wijzend te beschikken.