90
5 April 1913.
Eenigen tijd later is spreker zich ter plaatse van
den toestand gaan overtuigen en daarbij tot het in
zicht gekomen, dat hij zijne oorspronkelijke meening
moet terugnemen.
Zich aansluitende bij den heer Teychiné, heeft
spreker zich afgevraagd, hoe het niet-overdekken van
de open plaats wenschelijk kan zijn in het belang
van de gezondheid. Voor eene behoorlijke toetreding
van lucht kan die overdekking geen schade toebren
gen, daar alleen de bovenverdieping wordt bewoond
en de overdekking niet hooger reikt dan tot de boven
verdieping. Ook voor de woning van Claassen kan
het geen nadeel opleveren. Aan spreker is eveneens
medegedeeld, dat deze eigenaar geen bezwaar heeft
tegen de gevraagde overdekking.
Bovendien is spreker van oordeel, dat deze belang
rijke verbouwing een zeer groote verbetering voor
het bedrijf en voor het daarin werkzaam zijnd per
soneel zal opleveren, zoodat hij gemeend heeft, thans
tegen het prae-advies van burgemeester en wet
houders te moeten stemmen.
De heer VAN KEPPEL is van oordeel, dat de
directeur van openbare werken en de gezondheids
commissie de zaak niet in abstracto hebben beschouwd,
maar te veel hebben vastgehouden aan de verordening.
Het komt spreker echter voor, dat de belangen der
industrie in dit geval zooveel gewicht in de schaal
leggen, dat er wel termen bestaan, om het verzoek
in te willigen.
Het betreft hier een der grootste zaken van de
stad. De uitbreiding is noodzakelijk en wordt aan
adressant door bijzondere wetten opgelegd. Hij is
namelijk verplicht tot inrichting van een schaft- en
waschlokaal voor het personeel. Daaraan kan hij op