94 5 April 1913. Voor waren de heeren Loümans, van Hulten, mr. W. IngenHousz, Rombouts en Bloemarts. De voorzitter stelt alsnu voor de ontheffing te verleenen onder de gewone voorwaarden. De heer ROMBOUTS zou daaraan toegevoegd willen zien, dat het muurtje aan de zijde van het pand van Claassen niet hooger mag opgetrokken worden dan de thans bestaande hoogte, alzoo onder de voorwaarden, door de gezondheidscommissie gesteld. De voorzitter zegt, dat het moeilijk is, de consequentie daarvan direct onder de oogen te zien. De heer LIJDSMAN zou bepaald willen zien, dat de vergunning vervalt, als het pand weer voor woning wordt ingericht. De heer HEIJLAERTS zegt, dat hem door de familie Claassen persoonlijk is medegedeeld, dat zij er niets op tegen heeft, als het muurtje wat hooger wordt opgetrokken. De heer ROMBOUTS zegt, dat aan de gezondheids commissie het tegendeel is te kennen gegeven en de familie Claassen het betreuren zou, wanneer het muurtje hooger werd opgetrokken. Nadat over dit punt nog eene korte gedachten wisseling heeft plaats gehad, wordt besloten aan adressant de gevraagde af wijking van art. 14 der bouwverordening, met betrekking tot het overdekken eener open plaats, behoorende tot het perceel, aan de Torenstraat no. 9, kadastraal be kend sectie A no. 5631, toe te staan, onder de volgende voorwaarden:

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1913 | | pagina 94