100 21 MAART 1914. ,,gens bovenbedoeld advies waarnaar wij voor zoo- ,,veel noodig verwijzen op minstens f 15000.— per „jaar moet worden gesteld, bij een nader raadsbesluit „te bepalen. „Na de verschijning eener wetenschappelijke balans „van het fonds, zal aanleiding zijn het bedrag der „subsidie nader onder de oogen te zien. „Het na een bepaalden tijd doen opmaken van een „balans (evenals dit bij de rijkspensioenfondsen ge- geschiedt) is noodzakelijk, zal het fonds steeds op ge bonden financieelen basis worden gehouden. ,,De overige artikelen der verordening behoeven, „naar het ons voorkomt, geen verdere toelichting. Zij „zijn, met de noodige veranderingen, gedeeltelijk ont beend aan de bepalingen omtrent het beheer van het „bestaande pensioenfonds voor een ander deel komen „zij overeen met de voorschriften, die in de in deze ge- „meente geldende bedrijfsverordeningen zijn opgenomen. „In verband met den veranderden toestand van het „pensioenfonds, komt het beheer rechtstreeks aan ons „College en kan, volgens gemeenterecht, voor eene „Commissie van Bestuur", als de pensioenverordening „van 1896 kende, geen plaats meer zijn. Hoogstens „zou eene commissie van bijstand ingesteld kunnen „worden. Waar echter het beheer van het pensioen fonds een geheel ander karakter verjoont dan dat van „een ander „gemeentebedrijf", wil het ons voorkomen, „dat voor het instellen eener zoodanige Commissie van „bijstand vooralsnog geen reden bestaat. „Wij hebben mitsdien de eer U voor te stellen de „Commissie van bestuur van het vroegere pensioenfonds „te ontbinden, onder dankbetuiging aan hare leden „voor de door hen bewezen diensten." De heer FEBER zegt, dat hij in de verordening niet eene bepaling heeft aangetroffen omtrent het bewaren der fondsen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1914 | | pagina 100