10 31 JANUARI 1914. j.l. van haar echtgenoot den heer A. G. Müller, in leven keurmeester van vee, vleesch en visch in deze gemeente. De VOORZITTER zegt, dat dit schrijven door burge meester en wethouders, namens den raad, bereids met een brief van rouwbeklag is beantwoord en stelt alsnu voor, het schrijven voor kennisgeving aan te nemen. Dienovereenkomstig wordt besloten. 16. Schrijven van het raadslid den heer F. C. J. van Huiten, daarbij ontslag nemende als lid der commissie van bijstand in het beheer der bank van leening alhier. De heer Fr. SMITS vraagt, of een lid van den raad zich wel kan onttrekken aan eene functie, waar toe hij in zijne hoedanigheid van raadslid is benoemd. De VOORZITTER zegt, dat het niet ongeoorloofd is, maar dat de leden feitelijk gehouden zijn de functie waar te nemen, waartoe zij door hunne medeleden zijn benoemd. Het zou anders tot heel wat moeielijk- heden aanleiding geven. De heer VAN HULTEN zegt, dat voor hem niet de mogelijkheid aanwezig is, om de hem opgedragen functie te vervullen. Spreker is het eens met den voorzitter, dat het de bedoeling van den wetgever is, dat ieder lid van den raad zitting neemt in de com- missiën, waarvoor hij is aangewezen, maar dan moet hij ook in de gelegenheid worden gesteld die functie naar behooren te kunnen vervullen. In dit verband wijst spreker erop, dat ook indertijd door den heer

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1914 | | pagina 10