2 MET 1914. 117 „ander voorbeeld, dat onder de tegenwoordige toestand „zich licht kan voordoen. Een onderwijzer met 20 of „meer dienstjaren als zoodanig, doch nimmer hoofd „eener school, zou bij zijne benoeming tot hoofd der „school alhier, vanaf den eersten dag aanspraak heb- „ben op de maximum-jaarwedde aan de betrekking ver bonden. Daarentegen zou iemand, met eenige dienst baren als onderwijzer en eenige dienstjaren als hoofd, „doch te samen minder dan 20 dienstjaren, belangrijk „minder als jaarwedde ontvangen. Dergelijke gevolgen „heeft de wetgever niet gewild en hij behoefde er bij „de regeling der minima geen rekening mede te hou- „den, omdat die zich in zijn systeem niet konden voor- boen. Komt er echter eene regeling tot stand, welke „in de verschillende grondslagen van zijne minima af kijkt,speciaal daarboven gaat, dan kan het haast niet „an'ders of ook op dit onderdeel moet daarmede eene „afwijkende regel gepaard gaan. Indien derhalve het „vervallen van meerbedoeld art. 16 als eisch zoude „gesteld worden voor de goedkeuring der verordening, „dan zou de geheele regeling in al hare grondslagen „eene herziening behooren te ondergaan. Blijft dat ar- „tikel gehandhaafd, dan eischt de billijkheid, dat ook „het eerste lid van het overgangsartikel behouden „wordt. „Het vorenstaande moet leiden tot de conclusie, dat „zacht genomen het advies is weinig doordacht en niet „gemotiveerd. Opvolging daarvan kan daarom niet „worden aanbevolen." Niemand der leden hiertegen eenige beden king hebbende, wordt besloten de betrokken bepalingen te handhaven en gedeputeerde staten met de zienswijze van den raad in kennis te stellen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1914 | | pagina 117