iU-
31 JANUARI 1914. 11
J. IngenHousz is verzocht voor het lidmaatschap
dezer commissie niet in aanmerking te komen.
De heer STULEMEIJER meent, dat de heer van
Huiten zijn ontslag genomen heeft, omdat hij de
vergaderingen der commissie niet kan bijwonen, wijl
zij niet in de avonduren gehouden worden. Spreker is
van oordeel, dat dit bezwaar wel onder de oogen mag
worden gezien. Het is hier geen onwil, maar de oor
zaak is gelegen in de particuliere betrekking, die de
heer van Huiten bekleedt. Hiermede dient wel een
beetje rekening te worden gehouden. Ook de raads
vergaderingen, welke hier in den regel op Zaterdag
middag worden gehouden, zijn voor verschillende leden,
met het oog op hunne particuliere bezigheden, vrij
bezwarend.
De heer BLOEMARTS is het in principe eens met
den heer Stulemeijer, dat iedereen zooveel moge
lijk in de gelegenheid moet worden gesteld, om zijn
mandaat naar behooren te kunnen vervullen, doch er
kan niet altijd aan ieders wenschen worden voldaan.
Zoo zijn er ook vaste dagen, waarop spreker door
ambtsbezigheden verhinderd zou zijn de vergaderingen
bij te wonen. Nu heeft spreker wel van den heer
S t u 1 e m e ij e r de reden vernomen, waarom de heer
van Huiten bedankt heeft, doch de heer van
Hul ten zelf heeft niet gezegd, dat het hem onmoge
lijk is de vergaderingen bij te wonen. Spreker wenscht
derhalve hieromtrent nader te worden ingelicht.
De heer VAN HULTEN zegt, dat hij tot nog toe
geene enkele vergadering van de commissie heeft
kunnen bijwonen. Reeds vroeger heeft spreker aan den
voorzitter der commissie gevraagd, of de vergaderingen,