121 2 MEI 1914. „Ieder ambtenaar en werkman is dus thans in het „bezit van eene formeele aanstelling. „Wij hebben echter geene vrijheid kunnen vinden, „om de zegelkosten van de onder b, c en d genoemde „verklaringen voor rekening der gemeente te nemen, „omdat die stukken uitsluitend het persoonlijk belang „van den ambtenaar raken. „Ieder ambtenaar was volkomen vrij, die stukken al „dan niet aan den pensioenraad in te zenden. Deed hij „het niet, dan begint zijn diensttijd pas te loopen vanaf „het tijdstip van inwerkingtreding der pensioenwetten. „Waar nu de gemeente reeds zoo vrijgevig is ge- „weest, om geen verhaalrecht toe te passen wegens „verschuldigde premie voor diensttijd vóór 1 October „1913 bewezen, ligt het voor de hand, dat ieder ambte- „naar zijn vroeger bewezen diensten heeft willen geldig „maken. „Wijl de verklaringen onder b en c vermeld op het zelfde zegel konden worden gesteld, zijn de kosten „voor ieder ambtenaar zeer gering, (f 1.175). „Wij hebben de eer U mitsdien voor te stellen op „het onderwerpelijke adres afwijzend te beschikken." De heer STULEMEIJER vraagt, of het niet mogelijk is, om zoo vrijgevig te zijn, dat ook deze geringe kos ten voor rekening der gemeente kunnen worden ge bracht, zooals hij meent, dat ook in andere gemeenten is geschied. Spreker gelooft niet, dat daartegen prinei- piëele bezwaren kunnen bestaan. De VOORZITTER zegt, dat men dan alle ambtenaren over denzelfden kam dient te scheren en daartegen be staan wel degelijk principiëele bezwaren. Men kan toch bezwaarlijk die geringe kosten voor alle ambtenaren, waaronder er zijn met een ruim salaris, voor rekening der gemeente nemen. Overigens is het spreker niet

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1914 | | pagina 121