2 MEI 1914. 142 De heer BLOEMARTS geeft zijne verwondering erover te kennen, dat dit nader voorstel niet eerst om advies is gezonden aan de commissie voor de straf verordeningen. Dit ware juister geweest. Dan zou de com missie daarover haar oordeel hebben kunnen uitspreken. Wat nu de zaak zelve betreft, doet spreker opmerken, dat hij zich met de voorgestelde wijziging niet kan vereenigen, omdat zij de gelieele verordening ontzenuwt. Het valt niet te ontkennen, dat preventief optreden soms groote moeilijkheden oplevert, doch er bestaan ook goede gronden voor. Er zijn tal van films, die een nadeeligen invloed op de jeugd uitoefenen. Spreker herinnert in dit opzicht aan eene uitspraak in 1884 van den toenmaligen minister Modderman. Het betrof toen de behandeling van art. 454 van het Wet boek van Srtafrecht, hetwelk verbiedt het toedienen of verkoopen van sterken drank aan een kind beneden de 16 jaren. In het ontwerp wilde men dit verbod aan vankelijk alleen doen gelden voor kinderen zonder geleide van hunne ouders of verzorgers, doch de Mi nister verdedigde de tegenwoordige redactie van het artikel, door erop te wijzen, dat, al bevindt het kind zich ook in gezelschap van zijne ouders, zulks geerie reden mag zijn om het feit straffeloos te verklaren. De strafbepaling moet de misbruiken van de ouderlijke macht zelfs kunnen voorkomen. Spreker herhaalt, dat een primitief optreden soms zeer moeilijk is, doch nu men dit eenmaal wil, moet men ook recht door zee gaan en geen halve maatregelen nemen. Spreker heeft zooeven een beroep gedaan op eene bepaling van het strafwetboek en wanneer men hem nu wil tegenwerpen, dat de drankwet toelaat, dat kinderen beneden de 16 jaar, mits in gezelschap van een meer derjarige, zich in een vergunningslokaal bevinden, dan

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1914 | | pagina 142