2 MEI 1914.
145
Komende tot de zaak zelve, is spreker het volkomen
eens met het prae-advies van 5 Maart, ook wat betreft
het beroep van burgemeester en wethpuders op art. 135
der gemeentewet.
Op 5 Maart waren burgemeester en wethouders het
erover eens, dat aan kinderen beneden de 16 jaar de
toegang moest worden geweigerd indien de films niet
vooraf waren goedgekeurd. In hun prae-advies van 23
April komen burgemeester en wethouders, zonder eenigé
motiveering op die zienswijze terug en willen zij de
bioscopen wel voor kinderen toegankelijk stellen, mits
onder geleide van hunne ouders, voogden of verzorgers.
Terecht is door den heer Bloemarts opgemerkt, dat
de verordening hierdoor onthoofd wordt. Dit wordt
erkend door de Rotterdamsche verordening. Het is niet
uit te maken of iemand voogd of verzorger is. Het zou
toch kunnen voorkomen, dat een meisje van 15 jaar,
door iemand van 17 jaar als verzorger naar de bios
coop werd geleid.
Spreker betreurt het, dat het dagelijkseh bestuur niet
zich zelf is gebleven. Wij hebben gewild, dat onze kin
deren daar niet zouden komen, als de film niet vooraf
goedgekeurd was. Door de voorgestelde wijziging gaat
men dit echter weer mogelijk maken. Van eene film-
eensuur is dan geen sprake meer. We moeten trachten
te bereiken, dat geene onbehoorlijke films meer worden
vertoond.
De commissie voor de strafverordeningen uit den
Rotterdamschen raad heeft verklaard, dat het toelaten
van kinderen onder geleide eene bron van moeilijk
heden zou opleveren en het doel der verordening in de
waagschaal zou stellen. Wij moeten ons niet bang
laten maken door schreeuwerige motieven en adverten-
tiën van belanghebbenden. Wij zitten hier voor de
gemeenschap en moeten doen, Avat onze plicht \'an ons
vraagt.