146 2 MEI 1914. Spreker hoopt, dat de raad het met hem eens zal zijn en beroept zich hierbij op den liberalen minister mr. C o r t van der L i n d e n, die in eene alge- meene circulaire de Rotterdamsche verordening heeft aanbevolen. Ook beroept spreker zich op de commissie uit den Rotterdamschen raad, waarin één katholiek en verder liberalen en socialisten zitting hebben, die de verorde ning aldus heeft voorgesteld en op den raad zei ven, die haar met algemeene stemmen heeft aangenomen. Ten slotte wijst spreker erop, dat hij de kinomato- graphie wil opheffen. De verordening is niet een dood graver, maar een dokter en die dokter is hoog noodig in het belang van onze kinderen, hetgeen spreker ge bleken is bij de vertooning in de Brugstraat. De heer EEBER zou het zeer toejuichen, als de door burgemeester en wethouders voorgestelde exceptie werd aangenomen. Spreker beschouwt het eene inbreuk ma ken op de ouderlijke macht, als men de ouders verbiedt hunne kinderen mede te nemen naar bioscopen. Er zijn ouders, die hunne kinderen vroegtijdig medenemen naar schouwburg, bal en dergelijke openbare vermakelijk heden, anderen, die het eerst later of in het geheel niet doen. Dat is een kwestie van paedagogie. En nu komt het spreker voor, dat de overheid niet mag treden in de rechten der ouderlijke macht. Wil men consequent zijn, dan dient men ook het bezoeken van schouwburgen en bals door kinderen te verbieden. Het zou zelfs medebrengen, dat men de kin deren 's avonds niet door de Brugstraat mag laten gaan. Daar heeft men niet alleen eene bioscoop, doch men heeft er nog eene gramaphoon bij. De heer VAN IIULTEN had niet gedacht, dat er één lid van den raad in het strikje zou vliegen, hen door de bioscoophouders gespannen. Er wordt verlangd

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1914 | | pagina 146