2 MEI 1914.
147
een censuur op de films, niet op de bezoekers. De heer
Feber ziet de zaak dus verkeerd in. Het komt spreker
vbor, dat het eene zeer gevaarlijke theorie is, dat de
overheid zich niet zou mogen bemoeien met de ouder
lijke macht. Men vindt liet trouwens ook in de kinder
wetten, en nu is men algemeen in de wolken over de
heilzame werking daarvan.
De klacht over den aard der hioscoopvertooningen
is algemeen. Het kwaad, dat daardoor aan de jeugd
berokkend wordt, moet men trachten te voorkomen. En
dat is hier mogelijk. Er zijn nog altijd een hoop men-
schen, die een verkeerd begrip hebben^vên do theorie
vanhandolooohcid.
Bovendien wil spreker wijzen op het frappante feit,
dat de minister eene circulaire heeft rondgezonden,
waarbij den gemeentebesturen in overweging wordt ge
geven eene bioscoopverordening in het leven te roepen.
De minister deed dit blijkbaar met de wetenschap, dat
er in den regel jaren overheen gaan, voordat dergelijke
verbodsbepalingen bij wet worden geregeld.
De heer FEBER zegt, dat hij volstrekt geen bezwaar
heeft tegen de censuur, maar wel, dat bij deze verorde
ning getreden wordt in de rechten der ouders. Wanneer
iemand gelegenheid heeft om naar eene bioscoop te
gaan, moet hij niet belet worden om ook zijne kinderen
mede te nemen. Het recht der ouders om te oordeelen
over de wijze van opvoeding hunner kinderen wordt
hierdoor beperkt.
De heer SASSEN was aanvankelijk een voorstander
van het eerste voorstel. Bij nader inzien en na gehou
den besprekingen, is hij echter eenigszins in twijfel
geraakt, ook naar aanleiding van hetgeen in Venlo is
verordend. Dat is eene wijziging van de Rotterdamsche
verordening. In Wageningen heeft men dezer dagen