148 2 MEI 1914. eene zelfde verordening vastgesteld als te Venlo. Vooral omdat we hier in Breda zijn, waar nog altijd bestaat een kermis en een carnaval, dat ook slechte tijden zijn, heeft spreker zich afgevraagd, of het wel juist is, dat de raad deze verordening in het leven roept. U zou dus den toestand nog erger willen maken, onderbreekt de heer STULEMEIJER. De heer SASSEN zegt, dat hij dit allerminst wenscht. Spreker wil alleen erop wijzen, dat hij in twijfel heeft verkeerd, welke verordening voor Breda de meest ge- wenschte is. Na de toelichting echter door de heeren Bloemarts en Stulemeijer jgegeven, ver klaart spreker zich voorstander van het eerste voorstel en acht hij het den plicht van den raad die verorde ning aldus aan te nemen. De heer STULEMEIJER acht het onnoodig nog in te gaan op de argumenten van den heer F eb er. Eene vergelijking met hetgeen door sommige individuen ge schiedt, gaat niet op. Daartegen kan niet worden op getreden, maar wel tegen het massa vuil, dat in de bioscopen wordt uitgespoten en waarmede de zielen onzer kinderen bezoedeld worden. Alleen wenscht spre ker te vragen, of de heer Bloemarts van het door hem gesprokene een voorstel maakt. De heer BLOEMARTS zegt, dat zijn voorstel is, niet in te gaan op de door burgemeester en wethou ders voorgestelde aanvulling, maar de verordening aan te nemen, zooals ze oorspronkelijk is voorgesteld. De VOORZITTER zegt, dat door geen enkel lid de wenschelijkheid eener bioscoop-verordening is tegenge sproken. Het gaat dus alleen om het meerdere of min dere. Door het adres van de bioscoophouders laat spre ker zich niet van streek brengen. Door de verordening

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1914 | | pagina 148