1*.
2 MEI 1914. 149
van Venlo is hij echter tot eene andere zienswijze ge
komen. Het gaat hier om een kwestie van paedagogie.
Bij het onderwijs bestaat er een streven, om de macht
over de school bij de ouders te brengen. En hier gaat
men een anderen weg op. Men gaat de ouderlijke macht
aan banden leggen. Moet er nu een algemeen verbod
worden gesteld, alleen omdat er slechte ouders zijn,
vraagt spreker. De ouders moeten zelf beoordeelen,
waar zij hun kinderen brengen.
De heer STULEMEIJER wijst erop, dat men niet
van tevoren weet, welke films er vertoond worden.
De VOORZITTER zegt, dat een vader dit moet
weten, evengoed als bij eene tooneelvoorstelling.
De heer STULEMEIJER zegt, dat dit een groot ver
schil geeft. Als men naar een schouwburg gaat, kan
men vooraf informeeren naar den aard van het stuk,
dat opgevoerd wordt, doch dat is niet mogelijk bij een
bioscoop, waar 10 a 15 verschillende films op één
avond vertoond worden.
De heer VAN HULTEN betoogt, dat, waar, de voor
zitter uitwijdt over het aan banden leggen van de
ouderlijke macht, hij hierover in de nieuwsbladen nooit
eenige klachten van ouders heeft aangetroffen. In tal
van liberale bladen, o.a. de Telegraaf, komen herhaal
delijk artikelen voor over het bioscoopgevaar, doch
nooit worden bezwaren geopperd tegen de bioscoop-
vprordeningen, 't Is eenvoudig de kwestie verplaatsen,
n.l. of men zal hebben een censuur op de films, dan
wel op de bezoekers.
De VOORZITTER herinnert eraan, dat de voorge
stelde wijziging is overgenomen uit de verordening van
Venlo.
De heer STULEMEIJER wijst erop, dat de Venlo-