u 14 31 JANUARI 1914. noemd tot lid der commissie van bijstand in het beheer der bank van leening en zulks voor den tijd dat de heer van Huiten nog zitting zoude gehad hebben. De heer ZIJLMANS vraagt, of hij nu ook voor het lidmaatschap der commissie bedanken mag. De VOORZITTER zegt, dat het niet de bedoeling van den wetgever is, maar dat niemand kan gedwongen worden om de vergaderingen bij te wonen. Als alle leden echter zouden bedanken, dan kon er geen enkele commissie blijven bestaan. De heer ZIJLMANS verklaart alsnu, de op hem uit gebrachte benoeming aan te nemen. 17. Schrijven van burgemeester en wethouders, daarbij, met overlegging van het advies van de com missie van toezicht op het middelbaar onderwijs en van het goedkeurend bericht van den inspecteur van dat onderwijs, voorstellende, om ter voorziening in de lessen van wijlen den heer J. de Jong, leeraar in de geschiedenis en de staatswetenschappen aan de hoogere burgerschool alhier, voor het nog loopende cursusjaar, alzoo tot 1 September 1914, te benoemen tot tijdelijke leerares en leeraren aan gemelde inrichting: a. mej. W. Mees, voor geschiedenis, b. den heer S. J. van der Meulen, voor staatsin richting, en c. den heer G. L. Breedvelt, voor staathuis houdkunde, met bepaling, dat deze benoeming zal geacht worden te zijn ingegaan op 1 Januari 1914. Niemand der leden tegen dit voorstel eenige bedenking hebbende, wordt dienovereenkom stig besloten.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1914 | | pagina 14