156 2 MEI 1914. De VOORZITTER zegt, dat hij niet van plan i-^de opvoering van dit stuk te verbieden. Het is in vele andere plaatsen en door burgemeesters van verschil lende richtingen, ook tot de katholieke partij behoo- rende toegelaten, o.a. door de burgemeesters van Lei denHaarlem, Arnhem, Nijmegen, enz. En waar deze er geen bezwaar in zien, bestaat er ook voor spreker geen reden, de opvoering te verbieden. Het is een stuk, waarmede het Rotterdamsche tooneelgezelschap eene tournee door Nederland maakt. Het trekt overal volle zalen en schijnt dat tooneelgezelschap financieel te moeten redden. Nu zal men moeten toegeven, dat op het gebied van tooneeluitvoeringen de censuur zeer moeilijk is. Zoo is o.a. ïn Nijmegen en den Bosch opgevoerd het tooneelstuk ,,Monna Vanna", hetwelk op den index is geplaatst. De burgemeesters van die gemeenten, die toch als onverdachte katholieken mogen beschouwd worden, hebben echter geen termen gevonden, de op voering ervan te verbieden. De moeilijkheid van het instituut bestaat hierin, wat geacht moet worden in strijd te zijn met de openbare orde of goede zeden. De heer VAN HULTEN wijst erop, dat zijne motie slechts de wenschelijkheid uitspreekt, om de opvoering van het stuk te verbieden. De overgroote meerderheid van de Bredasche burgerij ergert zich eraan. De VOORZITTER zegt, dat niemand zich daarover behoeft te ergeren. Men moet er niet heengaan. Spre ker ergert er zich ook niet aan, als in nieuwsbladen op afkeurende wijze over zijn beleid geschreven wordt. Hij leest die stukken niet. Overigens is spreker ervan overtuigd, dat de heer van Hul ten, door dit punt hier ter sprake te brengen, er zeker toe bijgedragen heeft, om het aantal bezoekers nog uit te breiden.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1914 | | pagina 156