2 MEI 1914. 157 De heer VAN HULTEN meent toch zijne motie te moeten handhaven. De VOORZITTER zegt, dat hij de motie naast zich kan neerleggen. De heer STULEMEIJER meent, als de raad zich in den geest der motie uitspreekt, dat de voorzitter dan het verzoek misschien wel zal inwilligen. De VOORZITTER herhaalt, dat hij niet van plan is, de opvoering te verbieden. De heer VAN HULTEN zegt, dat hij dan de motie intrekt, nu daarvan toch geen resultaat te wachten is. B. Verslagen. 1. Door den heer VAN BAVEL wordt namens de commissie, belast geweest met het onderzoek der reke ning van het gesticht voor R. K. oude vrouwen over 1918, gerapporteerd, dat zij die rekening heeft nage zien, met de betrekkelijke bescheiden vergeleken en in orde bevonden heeft, weshalve zij voorstelt, gemelde rekening goed te keuren. De VOORZITTER dankt de commissie voor het ge houden onderzoek en uitgebracht rapport en stelt voor, overeenkomstig de conclusie daarvan, gemelde reke ning goed te keuren. Dienovereenkomstig wordt besloten, bedra gende gemelde rekening in ontvang f 77984.445 en in uitgaaf f 66633.91, sluitende alzoo met met een batig saldo van f 11350.535. De heeren BLOEMARTS en J. M. INGENHOUSZ, respectievelijk voorzitter en lid van het college van

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1914 | | pagina 157