20 JUNI 1914.
165
Op de vraag des VOORZITTERS, of het voorstel
van den heer Van Huiten ondersteund wordt, zegt
de heer FEBER, dat hij het voorstel wel wil onder
steunen, doch dat hij daaraan de bepaling zou willen
toevoegen, dat de subsidie slechts tot een maximum van
f 500.verleend wordt, alzoo bij wijze van crediet in
een eventueel te kort.
De heer STULEMEIJER kan tot zijn spijt het voor
stel van den heer Van Huiten niet steunen. Niet,
omdat hij iets tegen „Vondel" heeft of tegen het voor
genomen feest, maar op iedere agenda komen tegen
woordig subsidie-aanvragen voor voor een of ander
feest. Men hoort dan spreken over volksontwikkeling
en feestvreugde, doch als er geld gevraagd wordt voor
eenig sociaal doel, is er niets te krijgen. Spreker herin
nert hierbij aan hetgeen onlangs door den heer Sas
sen is gezegd, toen de heer Van Huiten met
voorstellen kwam op het gebied van sociale wetgeving.
Er werd toen gevraagd, waar al dat geld vandaan
moest komen.
En nu zullen burgemeester en wethouders bij het
uitbrengen van hun prae-advies ook wel gedacht heb
ben, waar het geld vandaan moest komen.
Schat men het aantal vreemdelingen, hetwelk bij die
gelegenheid Breda bezoekt, op 2000, dan zal er voor
de neringdoenden wel eenig voordeel in gelegen zijn,
doch eene directe winst bestaat er niet.
Wijl spreker echter niet bepaald tegen het verleenen
van subsidie is, wil hij het voorstel van den heer
Teijchiné steunen. Men moet in deze voorzichtig
zijn. Als er sociale voorstellen komen, is er gewoon
lijk geen geld. Dergelijke voorstellen komen hier niet
dikwijls en als ze komen, blijven ze onafgedaan en
keeren niet meer terug. Men denke slechts aan de
arbeidsbeurs en de subsidie voor werkloosheid.