172 20 JUNI 1914. de Bredasche onderwijzers zal worden ontnomen, het geen zeer ten nadecle van het onderwijs zal strekken. Door deze voordracht wordt aan de onderwijzers een slag in het aangezicht gegeven en hun een brevet van onbekwaamheid uitgereikt. Spreker stelt derhalve voor, de voordracht aan bur gemeester en wethouders terug te zenden, met uitnoo- diging deze alsnog aan te vullen met een tweetal Bredasche onderwijzers. De heer VAN IIULTEN, dit voorstel ondersteunende, wenscht nog te wijzen op het ontbreken van advies. Bij eene voordracht voor onderwijzeres in de handwer ken heeft men gewoonlijk drie adviezen, één van het hoofd der school, één van den arrondissements-school- opziener en één van burgemeester en wethouders. En hier, waar het eene zoo belangrijke benoeming geldt, wordt geene enkele inlichting hij de stukken aange troffen. Men tast geheel in het duister. Overigens is spreker het geheel eens met den heer Teychiné dat de onderwijsverslagen steeds vol lof zijn over het onderwijzend personeel en daarom wraakt hij het pas- seeren van de Bredasche onderwijzers. Wil men goede ambtenaren houden, dan moet men hen ook in de gelegenheid stellen het hoogste te be reiken, wat te bereiken is. Als een Bredasche onderwijzer eerst moet trachten hoofd eener school op een dorp te worden, om daar ondervinding op te doen, verlaagt hij zijn salaris en dat alleen voor de geringe kans, die wellicht maar eens in de 50 jaar voorkomt, om hoofd in eene stad te kunnen worden. Spreker is er ook voor, om de voordracht terug te zenden. De heer VAN IERSEL stemt ook geheel in met de zienswijze van de heeren Teychiné en van Hul-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1914 | | pagina 172