31 JANUARI 1914. 17 dr. J. F. Cor stens, alsnog eene formeele aanstelling uit te reiken, ingaande op 1 October 1913. Zonder bedenking wordt het overgelegde ontwerp-besluit vastgesteld. 21. Schrijven van burgemeester en wethouders, daarbij, naar aanleiding eener circulaire van gedepu teerde staten dezer provincie d.d. 31 December 1913 G no. GO, in overweging gevende, om bij wijze van interpretatieven maatregel uit te spreken, dat het ge meente-subsidie voor het burgerlijk armbestuur uit drukkelijk is aangewezen in de eerste plaats voor de salarieering van het personeel, waardoor dan buiten twijfel zal gesteld worden, dat de rentmeester en de armenknecht bij het burgerlijk armbestuur ook vallen onder de pensioenwetten voor de gemeente-ambtenaren. Dienovereenkomstig wordt besloten. 22. Voorstel van burgemeester en wethouders tot voorloopige vaststelling van pensioensgrondslagen van gemeente-ambtenaren ingevolge de pensioenwet voor de gemeente-ambtenaren 1913, luidende als volgt: „Art. 22, eerste lid, der Pensioenwet voor de ge meenteambtenaren 1913 bepaalt, dat het gezag, dat „de belooning van een gemeenteambtenaar regelt, mede „voorloopig den pensioensgrondslag van dien ambtenaar „regelt. „In verband daarmede hebben wij de eer U voor „te stellen, over te gaan tot voorloopige vaststelling „van de pensioensgrondslagen van alle ambtenaren, die „op 1 October 1913 in dienst dezer gemeente waren, „met uitzondering van hen, wier belooning niet door „Uwen raad wordt bepaald (Burgemeester, Secretaris, „Ontvanger, Ambtenaren van den burgerlijken stand

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1914 | | pagina 17