20 31 JANUARI 1914. „bij de toepassing van het recht op verbaal van bijdragen „ingevolge de Pensioenwetten, ieder afzonderlijk moeten „worden beschouwd; 3o. „de gemeenten, die gebruik maken van de in „het eerste lid van art. 68 der Pensioenwet gegeven „bevoegdheid, zijn door de wet weer in eene afwijkende „positie geplaatst. „Om echter aan het bezwaar van het gecompliceerde „der regeling eenigszins tegemoet te komen, hebben „wij deze, artikelsgewijze, ongewerkt in bijgaande „ontwerpverordening, waarin, wat den inkoop betreft, „in plaats van de verschillende gevallen te noemen „waarin de gemeente daarvoor bijdragen verschuldigd „is, één algemeen artikel is opgenomen, dat in al die „gevallen voorziet. „Wij geven hierna eene toelichting der omgewerkte „bepalingen, waarbij wij tevens gelegenheid hebben de „bezwaren van gedeputeerde staten onder de oogen „te zien. „Inkoop zal echter moeten plaats hebben in de volgen- „de gevallen, alle in het nieuw geredigeerde art. 1 „voorzien. „Allereerst voor alle ambtenaren, die vóór 1 October 1913 den gemeentedienst hebben verlaten en thans Wat het verhaal van bijdragen voor inkoop betreft, „moet vJi'r alles in het oog worden gehouden, dat „door het afleggen der verklaring, bedoeld in het eerste „lid van art. 68 der Pensioenwet voor de gemeente ambtenaren 1913, de gemeente aan de betaling van „inkoopsommen wegens door hare tegenwoordige ambte naren vóór 1 October 1913 bewezen diensttijd ontkomt. „Verhaal deswege schijnt op die ambtenaren dan ook „uitgesloten, zoodat de vraag onder 2 van het schrijven „van gedeputeerde staten toestemmend kan worden beantwoord.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1914 | | pagina 20