248
1 SEPTEMBER 1914.
,,nen vereenigen. De verhuring van de bedoelde grond-
strook voor het aangegeven doel brengt mede, dat de
„bewoners van de Sluisstraat bet uitzicht zouden krij-
,,gen op een houtwerf, een rommelig bedrijf, dat in de
„stad niet thuis behoort en daar ter plaatse van den
„openbaren weg en van verschillende zijden het oog
„moet hinderen. Wij zouden wenschen, dat aan de be-
„woners van de Sluisstraat, zoolang de gemeente zelf
„voor het terrein geene meer passende bestemming
„heeft, het genot van die open ruimte niet wordt be
storven. Bovendien zal het afrasteren van het terrein
„onwillekeurig aanleiding geven tot het neerwerpen van
„allerlei vuil, het plegen van baldadigheden, enz.
„Wij zijn ook van meening, dat door de vestiging
„van het bedoeld bedrijf de Fellenoord- en Sluisstraten
„er niet beter op zullen worden en hebben derhalve
„de eer U voor te stellen afwijzend op het onderwer-
„pelijk verzoek te beschikken."
De VOORZITTER stelt deze zaak aan de orde.
De heer MERKELBACH VAN ENKHUIZEN zegt,
dat hem uit een onderhoud met den aanvrager is ge
bleken, dat deze achter zijne woning een terrein heeft,
hetwelk hij echter niet kan behouden. Thans reeds
maakt hij nu en dan gebruik van den grond, doch het
zou regelmatiger zijn, indien hij dien grond van de ge
meente in huur kon bekomen.
Als men ziet, welke groote oppervlakte daar onbe
bouwd ligt en voor geen enkel doeleinde wordt ge
bruikt, is het te bejammeren, dat daarvan niet op de
eene of andere wijze partij wordt getrokken.
Hetgeen adressant wenscht, kan niemand hinderen
en waar deze een behoorlijke huursom wenscht te be
talen, zou spreker het spijtig vinden, dat zijn verzoek
werd afgewezen.