<L.
1 SEPTEMBER 1914. 255
het voornemen, om het comité nog in anderen zin uit
te breiden.
De heer VAN HULTEN meent, dat er een verkeerd
idee omtrent dit comité bij de werklieden is ontstaan,
omdat het is samengesteld uit leden van den, armenraad.
De VOORZITTER zegt, dat elk idéé van armen
zorg bij het comité geheel is uitgesloten. Dat daarin
leden van den armenraad zitting hebben, is zeer ver
klaarbaar, wijl die personen de meeste ondervinding
hebben.
De heer VAN HULTEN meent, dat die menschen een
geheel ander onderzoek krijgen. In dat comité hadden
leden van arbeidersorganisaties zitting moeten hebben.
De VOORZITTER gelooft, dat de heer Van II u 1-
t e n zich vergist. Er worden wel degelijk allerhande
inlichtingen gevraagd.
De heer VAN HULTEN blijft erbij, dat men de ar
beidersorganisaties beslist noodig heeft. Men kan ze
niet missen.
De VOORZITTER betoogt nader, dat er een groot
verschil bestaat tusschen de werkwijze van het steun
comité en het verstrekken van onderstand aan behoef-
tigen.
27. De heer VAN HULTEN, andermaal het woord
gevraagd en verkregen hebbende, vraagt, op welke
wijze het dagelijksch bestuur zich voorstelt te beschik
ken over het blanco-crediet, dat in de vorige vergade
ring tot bestrijding der werkloosheid is toegestaan.
Wordt het geld aan het steuncomité afgedragen, of
kunnen ook werklieden-vereenigingen daarvan profitee
red