h 31 JANUARI 1914. 25 „medebrengen, dat zij thans in eene, zij het ook weinig „ongunstiger positie worden geplaatst dan de anderen. „Het betreft hier ambtenaren op gevorderden leeftijd, „met verscheidene dienstjaren, alle met meer dan 17, „de meeste met 25 en nog meer. Er zijn er, die binnen „betrekkelijk korten tijd voor pensionneering in aanmer king komen, en de gemeente zal hun pensioenvoor „verreweg het grootste deel toegekend voor diensttijd „waarvoor niets betaald wordt dan jaarlijks aan het „Rijksfonds hebben uit te keeren. Dat belanghebbenden „zeiven de inderdaad milde toepassing der Pensioen wetten te hunnen opzichte waardeeren, kan hieruit „blijken, dat ons college van meerderen hunner dank betuigingen heeft ontvangen, welke van hunne groote „erkentelijkheid, voor de door den raad getroffen „regeling getuigen. „Uwe vergadering zal, naar wij verwachten, met „ons van oordeel zijn, dat het zeer gewenscht is, het „beginsel om van de ambtenaren, van wie hier sprake „is, de in het raadsbesluit van 8 November 1913 „aangenomen bijdrage van 3 °/0 voor eigen en 5 voor „weduwen- en weezenpensioen van den met f 400. „verminderden pensioensgrondslag te vorderen, te hand haven. „Tegenover de opmerking van gedeputeerde staten, „dat „deze korting op eene niet geringe vermindering „van hunne inkomsten zou neerkomen", kan worden „aangevoerd, dat die inkomsten, evenals die der andere „ambtenaren, steeds er op berekend waren, dat daarvan „eene bijdrage in het gemeentelijk pensioenfonds zou „worden gestort. „Om al deze redenen kunnen wij geen vrijheid vinden, „U voor te stellen op dit punt uw besluit te wijzigen, „doch meenen veeleer te mogen verwachten, dat gede-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1914 | | pagina 25