tg-
3 OCTOBER 1914. 263
wegens ziekte van den heer B u i n i n g, tijdelijk op
te dragen aan den heer J. J. Harte, directeur der
ambachtsschool alhier, tegen een nader vast te stellen
vergoeding.
De heer VAN HULTEN zegt, dat hij met dit voor
stel niet kan medegaan. Iemand, die wegens zijn ge
zondheidstoestand ontslag heeft moeten, nemen als leeraar,
zal ook als tijdelijk directeur niet veel meer kunnen
praesteeren.
De VOORZITTER vraagt, of de heer Van Hui
ten wellicht een ander voorstel heeft.
De heer VAN HULTEN meent, dat er toch wel an
dere leeraren aan de school verbonden zullen zijn,
aan wie de functie kan worden opgedragen. Er zijn
o.a. leeraren met middelbare akte.
De VOORZITTER zegt, dat de functie van directeur
in hoofdzaak bestaat in de inschrijving van nieuwe
leerlingen en de regeling en het toezicht op het onder
wijs. Dat is heel iets anders dan lesgeven. De heer
Harte had vroeger 15 lesuren per week.
De heer VAN HULTEN zegt, dat de directeur ook
nog surveillantie heeft en onaangenaamheden met leer
lingen heeft af te wachten. Daarvoor is iemand noodig
met een gezond gestel.
De VOORZITTER betoogt nader, dat burgemeester
en wethouders er van overtuigd zijn, dat de tegen
woordige toestand niet langer kan blijveh voortduren.
De heer VAN HULTEN stelt voor, om de tijdelijke
waarneming op te dragen aan den oudsten leeraar.
Dat is de gewone re|gel.