3 OCTOBER 1914. 265
De VOORZITTER zegt, dat hier eene omissie is
begaan. Bij den verkoop is indertijd verzuimd daarop
de gebruikelijke grondrente te vestigen. Het bewuste
perceel was reeds door de bouwgrondmaatschappij ver
kocht, vóórdat de heer IngenHousz de Baronie-
laan kocht.
De heer VAN HULTEN vraagt, of de gemeente de
dupe ervan is, wanneer thans nog gronden worden
verkocht, zonder dat daarop eene grondrente is geves
tigd.
De VOORZITTER antwoordt hierop ontkennend. In
dergelijk geval is de bouwgrond-maatschappij aanspra
kelijk.
Zonder verdere bedenking wordt alsnu be
sloten overeenkomstig het voorstel van burge
meester en wethouders.
13. Schrijven van burgemeester en wethouders,
daarbij, in verband met een ingekomen schrijven van
den heer G. L. B r e e d v e 11, waarin hij zijne solli
citatie naar de betrekking van leeraar in de geschie
denis en de staatswetenschappen aan de hoogere bur
gerschool alhier intrekt, in overweging gevende de bij
brief van 18 Mei 1914 Ag. no. 5, ingezonden voor
dracht aan hun college terug te zenden en hen te mach
tigen eene nieuwe oproeping van sollicitanten te doen
naar de bovengemelde betrekking.
De heer STULEMEIJER begint met te verklaren,
dat hij dankbaar is voor het voorstel, doch dat hij
niet kan nalaten een woord van protest te uiten over
de manier, waarop dit voorstel is voorgedragen.
Er zijn twee brieven, die, volgens spreker, niet
door den beugel kunnen.