31 JANUARI 1914. 27 De heer VAN HULTEN kan zich wel vereenigen met het denkbeeld, om geene aanbiedingen in over weging te nemen, als de pachtsom minder dan f 500, bedraagt, mits daarbij ook rekening wordt gehouden met hetgeen in andere plaatsen betaald wordt. Verder wil spreker bij de verpachting der plaatsen de voor keur geven aan stadgenooten, als dit zonder noemens waardige schade voor de gemeente kan plaats hebben. De VOORZITTER zegt, dat het voortdurend adressen regent, om onderhandsche toewijzing van staanplaatsen, hetgeen eene enorme correspondentie veroorzaakt. Daarom hebben burgemeester en wethouders gemeend een grens te moeten vaststellen, in welk geval eene aanvrage in gunstige overweging zal worden genomen. Wanneer het verschil niet te groot is, wordt steeds aan stadgenooten de voorkeur gegeven, zooals thans met Wolfs heeft plaats gehad. Van een niet-stadgenoot was eveneens een aanbieding ingekomen voor dezelfde som, waarop men echter niet is ingegaan. Zonder verdere bedenking wordt alsnu besloten overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders. 25. Schrijven van burgemeester en wethouders, daarbij, met overlegging van een rapport van den opzichter der beplantingen, machtiging verzoekende om de 85 stuks iepeboomen, staande in de Middellaan alhier, in eigen beheer te doen rooien. Zonder bedenking wordt besloten de ge vraagde machtiging te verleenen. 26. Schrijven van burgemeester en wethouders, daarbij op grond van het door den Minister van

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1914 | | pagina 27