284 3 OCTOBER 1914.
De VOORZITTER wijst nogmaals op de bestaande
verhouding. Als gehuwden en kostwinners f 6.per
week ontvangen, dan kan dat bedrag gevoegelijk wor
den bepaald voor ongehuwden op f 3.en voor per
sonen van 18 tot 20 jaar op f 1.50.
De heer VAN HULTEN ziet in die regeling een
groot gevaar in verband met art. 7.
De VOORZITTER zegt, dat art. 5 de uitkeering i*e-
gelt van de werkloozenkassen, terwijl art. 7 den toe
slag op die uitkeeringen bepaalt. De werkloozenkassen
moeten zich bij het voorstel van den Minister neer
leggen.
Het voorstel van den heer STULEMEIJER, om in
art. 6, letter g, de uitkeering voor anderen dan ge
huwden en kostwinners, in plaats van f 1.50, vast te
stellen op f2.wordt alsnu in stemming gebracht
en aangenomen met 13 tegen 6 stemmen.
Vóór stemden de heeren Van Hu Item, Fr.
Smits, Bom, Merkelbach van E n k h u i-
zen, Van B a v e 1, Stulemeijer, Van Ier-
sel, Slechtriem, Lijdsman, J. M. Ingen-
Housz, Z ij 1 mans, Loomans en Reigers-
m a n.
Tegen waren de heeren Bloemarts, mr. W. I n-
genHousz, Scheltus, Sassen, Staal en
Teychiné.
De heer STULEMEIJER, zijn voorstel om de uit
keering voor personen beneden de 20 jaar vast te stel
len op f 1.25, nader verdedigende, wijst erop, dat ver
schillende werklieden feitelijk in denzelfden toestand
verkeeren als de ongehuwden.
De VOORZITTER zegt, dat burgemeester en wet
houders na de zoo even gevallen beslissing zich wel