288 3 OCTOBER 1914. 2e. „dat de gascommissie voor den aankoop in den crisistijd niet is uitgeschakeld, doch overleg met de gascommissie werd overgelaten aan den burgemeester „voor zooveel zulks mogelijk zou blijken 3®. „dat de raad, door te besluiten tot ter visie- legging van de dossiers over den aankoop van gas kolen, bedoeld in het adres, een besluit zou nemen „waaraan geen uitvoering behoeft te worden gegeven, „doch dat er bij 'ons niet het minste bezwaar tegen be- staat om die dossiers ter inzage van den raad te leg- „gen indien de raad ons den wensch daartoe te ken- „nen geeft. „Echter doen deze punten o.i. weinijg of niets ter „zake en halen wij die slechts aan, omdat daaruit blij ken kan, dat adressant nog mist de juiste opvatting „omtrent verhouding en bevoegdheden der gemeente- „lijke bestuursorganen. „Datzelfde gemis komt aan het licht in hetgeen de „adressant vraagt en waarom het hier in hoofdzaak „gaat, namelijk het geven van eene beslissing in zake „het geschil van gevoelen over de uitlegging althans „over de toepassing van art. 9 uit de instructie ge- paard aan het hooren van- adressant in den raad. „Wat dit laatste betreft, staan wij nog altijd op ons „standpunt neergelegd in ons prae-advies, behandeld in. „uwe vergadering van 16 November 1912 (gedrukte „notulen blz. 123). In verband hiermede vestigen wij „nog de aandacht op art. 123 der gemeentewet. „Wat aangaat de hoofdzaak, „het geven van eene „beslissing inzake geschil van gevoelen over de uit legging der instructie", wij ontkennen ten stelligste „dat hier een zoodanig geschil bestaat. Het betreft hier „den aankoop van grondstof en op dit punt is art. 3 „der instructie duidelijk dat is een daad van uitvoe ring der begrooting, een bestuurshandeling, waarbij

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1914 | | pagina 288